Achterland
Gepubliceerd op 13.02.2018, 10:37
Op het podium: vijf vrouwen, drie mannen en twee muzikanten. Mannen en vrouwen bewegen langs mekaar heen in een fragiele balans, voorzichtig tasten ze mekaars grenzen af. Hun bewegingen nauw verbonden met de ongereide romantiek van Ysaÿe’s vioolsonates en Ligeti’s pianostudies. Ze jagen mekaar na zonder mekaar ooit te bezitten, bespelen mekaars ruimte zonder mekaar ooit aan te raken. De dans is energiek en vloeiend, terughoudend en zelfbetrokken. En onder dat alles vloeit ‘het vuur van afwezigheid en afstand’.
Achterland ging in première in 1990 in de Munt. Vandaag is dit stuk nog steeds een ijkpunt in Anne Teresa De Keersmaekers hoogst individuele oeuvre. Achterland is een kernvoorstelling, die zowel de vrucht van wat vooraf gaat als de kiem van wat erna komt in zich draagt. In deze voorstelling neemt De Keersmaeker afstand van haar persoonlijke verleden, en creëert ze een ruimte waarin heel wat van de thematische en choreografische sporen van eerdere Rosas voorstellingen tot een voorlopige en delicate synthese komen. In de strakke choreografie van Achterland wordt het materiaal van het meer theatrale Stella gearrangeerd in een rigoureuzer kader en geconfronteerd met nieuw materiaal, geïntroduceerd door de drie mannelijke dansers. Deze hertaling van het Stella-materiaal voegt een onverwacht andere toon toe, een impliciete sensualiteit en spanning, nog versterkt door de ogenschijnlijke zelfbetrokkenheid van de dansers en het geometrische lichtconcept.
In de organische samenhang van het muzikale en choreografische materiaal, gaat Achterland een stap verder op de lijn die werd ingezet in Mikrokosmos. Door de dwingende aanwezigheid van de muzikanten op het podium, krijgt de altijd al belangrijke component van de muziek in het Rosas-werk, ook een dramaturgisch accent. De onvermijdelijke interactie tussen de dansers en de muzikanten vloeit natuurlijk voort uit de symmetrie van de choreografische en muzikale compositie. Ysaÿe zowel als Ligeti dagen de performers uit: de live uitvoering van de composities vragen om een virtuoze beheersing van het instrument, een precisie die wordt gespiegeld in de strikt gecomponeerde dansfrases. De choreografie voegt een fysieke dimensie toe aan de complexe partituur, door de opbouw, laag per laag, van het choreografisch materiaal.
Ligeti’s meticuleuze composities dagen de dansers uit klein te blijven, om hun bewegingsvrijheid in te perken. In contact met de muzikale elementen, gaat het lichaam op zoek, van grote gestes naar minimale shifts. Het lichaam splintert in antwoord op de ritmische en compositorische complexiteit van de partituur. Ligeti’s werk, zowel strak geconstrueerd als vloeiend, dialogeert wonderwel met de choreografische technieken van eerder Rosas-werk, en het gebruik van fase-verschuivingen maken de connectie tussen de componist en de Amerikaanse minimalist Steve Reich (die eerder De Keersmaekers voorstelling Fase inspireerde en daarna ook Just Before en Drumming). Maar net als in Ysaÿes geval kan de fascinatie voor compositorische en technische virtuositeit niet de fundamenteel romantische, hoewel vaak ongewild passionele, hunkering verbergen. Het is de onbuigzaamheid van de compositie die deze sensitiviteit redt van sentiment.
De muziek is een wezenlijk onderdeel van Achterland. Als ruggengraat voor de choreografie, als generator van beweging, de grond waarop de dansers bewegen en aarzelen. Ze tonen en verbergen zich, in voortdurend conflict of in harmonie met de onaangedane vervoering van de virtuoze uitvoering. In analogie met de contrapuntische structuur van de partituur ontwikkelt De Keersmaeker een complexe choreografie waarin een geheel nieuw bewegingskader verschijnt, door verschuiving en transformatie, omkering en spiegeling. In Rosas’ Achterland zijn emoties ingehouden, de dansers eerder naar binnen gekeerd. Maar de technische virtuositeit laat tegelijkertijd ook plaats voor de impliciete, karakteristieke momenten in eenieders lichamelijkheid. Die rebelse momenten bewegen als vuurvliegjes doorheen de voorstelling. De simpele emotie van de boog van een been, dat ene beeld dat je bij blijft, de wriemelende voet, een vrouw in hemd op hoge hakken. Al die beelden versterkt door de gereserveerde intimiteit van de performance. In het kader van de transparante en geometrische scenografie wordt de karakteristieke fysieke tonaliteit van de performers deel van een meerlagige structuur, waarin technische kunde en viscerale emotie mekaar aanvullen en ondersteunen.
In deze voorstelling gaat opnieuw heel wat aandacht naar het vrouwelijke in al zijn verschijningsvormen: wild rond springende meisjes in vrouwenkleren, of de onzekere sensualiteit van hoge hakken. Maar het plagerige narcisme van de vrouwen wordt ook begrensd door de aanwezigheid van de drie mannelijke dansers. Zelfs al lijkt het alsof ze eerder tegen dan met de mannen dansen, toch ontstaat er vanuit hun aanvankelijke onbetrokken eigenzinnigheid doorheen de voorstelling een subtiele balans. Grenzen worden vloeiend, tekens uitwisselbaar. De monomane vrouwelijkheid van eerdere Rosas-voorstellingen transformeert in een ambigu niemandsland. Jonge meisjes in vrouwenkleren, een vrouw in een mannenhemd, een man die een bewegingsfrase van een vrouw overneemt. De erkenning van mekaars aanwezigheid is eerder formeel dan fysiek. De bewegingspatronen van de ene groep worden mondjesmaat gefilterd in de frases van de andere, zonder ooit tot echt contact te leiden. Hun wederzijdse betrokkenheid wordt meer zichtbaar in de contrapuntische verwevenheid van hun dansvocabularium, dan in de stokkende toenaderingen tegen het eind van de voorstelling.
Het Achterland is een passioneel landschap, waar niets is wat het is of wat het lijkt. Dit is een stuk dat niet kan worden geklasseerd, maar dat zich telkens opnieuw opent voor een nieuwe lezing. Elke voorstelling hertaalt de partituur en manifesteert een nieuwe compositie. Als zo’n stuk opnieuw wordt opgevoerd, krijgt het nog een grotere diepte, omdat enkel in het terugkijken het belang van de voorstelling in het oeuvre van Rosas duidelijk wordt. In Achterland komt De Keersmaekers choreografische schriftuur tot een complexiteit die een nieuwe intensiteit verleent aan vroeger materiaal. Als een kernwerk bevat het elementen die later opnieuw zullen opduiken in stukken zoals Drumming.
Maar bovenal is dit een voorstelling die een uitzonderlijk evenwicht uitstraalt: in de perfecte symbiose tussen muziek en dans, de naadloze interactie tussen structuur en emotie, het tonen en verbergen van verlangen en afstand, de fysieke confrontatie tussen muzikanten en dansers, de eenvoud van de scenografie. Al deze elementen maken dit tot een voorstelling die meer dan een keer moet gezien worden. Met telkens hernieuwd plezier.
Elke Van Campenhout, 1998