Tekst: Leren lezen, Mitten van Olivia Rochette en Gerard-Jan Claes
Gepubliceerd op 25.04.2019, 11:39
door Gilles Amalvi
Jean-Guihen Queyras: Ik heb deze do klein dus in het midden van deze eerste maat geschreven. Hoewel technisch gezien niets aangeeft dat de toonaard do al op de eerste tel begint. Dat zien we pas hier…. Waar schrijven we do klein? Ik speel do klein eigenlijk al vanaf de eerste tel. Maar het klopt dat dit een interpretatie is.
Anne Teresa De Keersmaeker: Het is beweging, toch? Hoe meet je de intensiteit van de verandering?
Het eerste shot opent met een grote, lege dansstudio waarin één enkel krukje te zien is. Op de achtergrond, achter een groot raam, zwiepen grote bomen heen en weer, gebogen door de wind. Op de grond ontwaren we gekleurde kromme lijnen die recht op de dansvloer zijn getekend. Een lege ruimte, geschikt voor alle voornemens: de stilte van de vloer gevuld met het gedempte geluid van de wind, de vlakheid van de scène en de grote plantenmassa’s met hun onregelmatige gezwiep. Twee mannen komen binnen. De ene draagt een cello. Hij gaat zitten en begint de eerste cellosuite van Bach te spelen. Aan zijn zijde begint de andere man zachtjes te bewegen – hij begint aan een trage schommeling zonder dat we weten of hij wordt gedragen door het ritme van de strijkstok of dat van de bomen.
“Is dat Johann Sebastian Bach, papa?”, vraagt mijn dochter van vijf als ze de man met de cello ziet verschijnen.
“Nee hoor, die is al lang dood. Hij leefde heel lang geleden. Dit is Jean-Guihen Queyras, een cellist.”
Ze denkt na.
“Maar hoe kan hij dan de muziek van Bach spelen als hij Bach niet is?”
“Hij heeft de partituur gelezen die Bach heeft geschreven.”
“Echt waar? Wordt muziek geschreven – met woorden?”
“Nee, met noten. Wacht, ik zal het je laten zien.”
Uit een lade haal ik een uitgave van de cellosuites en leg het voor ons open.
“Voilà. Dat zijn de cellosuites van Bach. Wanneer Jean-Guihen Queyras een suite wil spelen, dan leest hij deze partituur. Die geeft de noten aan, maar ook het tempo, de snelheid waarmee hij moet spelen, of hij hard of zacht moet spelen.”
Ze kijkt indringend naar de lijnen en punten die op het blad dansen.
“Ik kan het niet lezen ...”
“Dat is normaal. Een partituur ontcijferen is zoals een boek lezen. Je moet het leren.”
“Het is mooi, het lijkt wel een tekening. Ik zou ook graag muziek willen leren lezen.”
“Ja, als je wil, kan ik het je leren.”
“En Anne Teresa, kan zij muziek lezen?”
Een close-up. Aan tafel, met een potlood in de hand, legt Jean-Guihen Queyras de compositie uit aan de danseres Marie Goudot en de choreografe Anne Teresa De Keersmaeker. Hij praat over cadansen, maten, toonaarden – la klein, fa groot. Elk van hen heeft de partituur voor zich openliggen, volgekribbeld met notities, kleuren, aanwijzingen. De partituur wordt een speelterrein, een gedeelde werkruimte, en stelt zich open voor eenieders interpretatie – niet langer enkel een document voor specialisten. Het netwerk van noten wordt een labyrint. Jean-Guihen Queyras, in de rol van Ariadne, ontrolt de draad, geeft wegen aan.
“Ja, zij kan muziek lezen. Kijk. Nu hebben ze allemaal de partituur. Ze lezen hem samen, ze proberen te begrijpen hoe hij is gecomponeerd om hem vervolgens te kunnen dansen ...”
“Oké. Maar wordt dans dan geschreven met woorden of met noten?”
Ik wist niet precies wat ik mijn dochter moest antwoorden. Ik zei: weet je, ik heb al met veel choreografen gewerkt maar ik weet nog altijd niet precies hoe dans wordt gemaakt. Sommigen moeten zelf kunnen dansen om beweging te creëren; voor anderen gebeurt dat in hun hoofd, zoals een tekening die je bedenkt voordat je ze uitvoert. Voor nog anderen is het als een taal die wordt geschreven met tekens ... Voor Anne Teresa is het dat allemaal tegelijk, geloof ik ... Het begint met noten, het gaat door haar lichaam, het wordt geherstructureerd doorheen geometrische figuren en op het einde wordt het toevertrouwd aan het lichaam van de dansers. Dat is waar deze film eigenlijk over gaat: hoe dans zich laat denken op basis van muziek, hoe dans gedeeld, beoefend, geschreven, herhaald, geannoteerd, geschrapt wordt en dan herbegint, tot muziek en dans samen praten ... in dialoog gaan ... elkaar antwoord geven ...
De film Mitten – die ons de coulissen toont van de creatie van Mitten wir im Leben sind/Bach6CelloSuiten – legt de vinger precies op dat punt: hoe wordt dans gemaakt? De camera van Olivia Rochette en Gerard-Jan Claes neemt de manier onder de loep waarop dans verschijnt uit een voortdurend verkeer tussen noten, woorden en gebaren. Elk shot – afwisselend sessies aan tafel en repetities van de gedanste sequensen – herverdeelt de veranderlijke plaatsen van deze verschillende tekensystemen. We zien het stoppen, het hernemen, de discussies: over een noot, een ritme, een traject. Binnen deze dynamiek van permanente aanpassing wordt het kleinste detail onderzocht en terug aan het werk gerelateerd: zowel de toonaard of de cadans van een maat als de plaatsing van een voet of de intensiteit van een handbeweging. Door de opeenstapeling van details gaat de film te werk als een kantwerk waarbij elk punt, elk woord, elke draad deelneemt aan het weefwerk van het globale beeld van de choreografie die zich aan het vormen is.
Op die manier legt Mitten niet bloot wat het stuk probeert uit te wissen of te verbergen, maar eerder wat het, eens afgewerkt, weet terug te geven: de arbeid, de verschuivingen, de doorhalingen, de constante dialoog tussen de partituur, het instrument en de lichamen. Het gaat daarbij niet om een making-of, maar eerder om een uitbreiding van de focalisatie, alsof de camera erin slaagt om ons tegelijk de twee zijden van een tapijt te tonen: recto en verso, de afgewerkte tekening en de wirwar van draden en knopen die haar bijeenhoudt. Tussen het schrift en de lichamen doet de film nog een onontbeerlijk element verschijnen: de stemmen. Niet dat ze in het stuk zouden ontbreken en dat het stuk een voice-over nodig heeft om zijn geheimen te onthullen. De stemmen die we doorheen het creatieproces horen, hebben een statuut dat tegelijk dubbelzinniger en lijfelijker is dan een simpele verklarende laag: het zijn stemmen die zingen, die neuriën, die onophoudelijk overgaan van het Frans naar het Engels, van het Engels naar het Frans of het Vlaams, om vervolgens terug te keren naar de aanduiding van het tempo of de melodie. De overgang van de ene taal naar de andere – kenmerkend voor de manier van spreken van Anne Teresa De Keersmaeker, die in één zin van het Frans naar het Vlaams of van het Duits naar het Engels kan glijden – geeft iets te verstaan van de transitie van de ene taal naar de andere (taal van de muziek, gesproken taal, lichaamstaal) en van de vertaalinspanning die Bach6CelloSuiten kenmerkt, een stuk ontwikkeld in nauwe samenwerking met Jean-Guihen Queyras en de Rosas-dansers Boštjan Antončič, Marie Goudot, Julien Monty en Michaël Pomero. Het is via hun stemmen dat de arbeid overgaat, dat wil zeggen, zowel het ontcijferplezier als de fragiele, stamelende work in progress-kant ervan. De film toont ons het werken aan de cellosuites als een Toren van Babel-bouwwerf die talen (en hun subtalen) mobiliseert – hun wrijvingen, hun misverstanden, hun resonantiepunten.
De film heet Mitten en de beelden houden zich inderdaad in het midden – tussen twee toestanden van de cellosuites van Bach. Tussen de tijdloze partituur en de stemmen die hem aan het werk zetten, die hem doen overgaan in de dansvoorstelling en haar lichamen nu. Terwijl de arbeidzijde al aanwezig was in de tentoonstelling Work/Travail/Arbeid,[1] wordt hier een ander facet van arbeid aan de oppervlakte gebracht: een minder spectaculair facet, dat niet zozeer verloopt via zweet, inspanning en vermoeidheid als wel via een focus op concentratie en aandacht. De montage door Olivia Rochette en Gerard-Jan Claes, samen met monteur Dieter Diependaele, legt deze vluchtige, haast onzichtbare zijde bloot: de ijver en toewijding van de geduldige leesarbeid. Door zich te richten op de geconcentreerde gezichten, op de handen die aanduiden, schrijven of uitwissen, op de opgeschorte gebaren en de herhaalde bewegingen formuleren ze iets dat we een grammatica van de aandacht zouden kunnen noemen.
In een andere sequentie, die exemplarisch is voor wat Mitten uit dit materiaal-in-vorming weet te halen, zijn alle deelnemers aan het project verzameld rond de tafel. Achter hen een groot zwart bord waarop cirkels, rozetten en afstandsaanduidingen zijn uitgezet. Jean-Guihen Queyras houdt zijn cello tegen zich – als een tweede lichaam of een tweede stem binnen handbereik. Hij gaat van uitleg naar demonstratie, van de mathematica van de noten naar de virtuositeit van de vingers – of zelfs beide tegelijk – en begint de bassen van een sequens te spelen om de structuur ervan bloot te leggen. Zijn houding, die evengoed de dominante houding zou kunnen zijn van een meester die toegang verschaft tot de geheimen van de muziek van Bach, wordt onophoudelijk tegengesproken door het onbedwingbare plezier waarmee hij steeds opnieuw deze maten speelt. Hoewel hij ze misschien al duizenden keren heeft uitgevoerd, laat hij zich bij elke nieuwe keer schijnbaar weer verrassen door wat de noten hem onthullen en doen voelen. Bij de vertolking van een andere passage, waarbij hij de vraag-antwoorddialectiek uitlegt die de passage structureert – de aanhef die afwisselend bovenaan (from above) en onderaan (from the bottom) begint – wordt hij zelf overspoeld door de muziek: in navolging van de toenemende intensiteit van zijn vingers op het instrument slaat zijn stem op hol, from above/from the bottom, en begeleidt de crescendo van de snaren: bottom! De film streeft ernaar om de verknoping bloot te leggen tussen leerproces, kennis en genot: tussen een kennis die nooit helemaal volledig is – die als vraag wordt geformuleerd – en een genot dat zich toont in de ontdekking van deze kennis die constant hernieuwd wordt door uitvoering, spel, uitwisseling en overdracht. In een kundig evenwicht tussen traagheid, duur en plotse vervoering toont Mitten ons de extreme concentratie van de arbeid die constant doorkruist wordt door momenten van pure intensiteit waarbij ten slotte iets geraakt wordt, in de lichamen, door aanhoudende heen-en-weerbewegingen. Het studieplezier van te leren lezen wordt zo omgezet in een singuliere ervaring: als momenten van openbaring waarop de overgang tussen de act van het leren en het leren in actie tastbaar wordt.
––––––––––
Vertaald door Sis Matthé
[1] Work/Travail/Arbeid (2015) is een gedanste tentoonstelling die de temporele, ruimtelijke en waarnemingsomstandigheden van een museale omgeving herinterpreteert.